Bij de reconstructie van de eigendomsgeschiedenis van sate 32/33O kan worden uitgegaan van de volgende ijkpunten:
Bij de veenverkopingen van 1552 wordt Bruycht Teyns genoemd als naastleger ten westen van sate 31.
Het stemkohier van 1640 vermeldt voor sate 32 als eigenaren Douwe Douwes erfgenamen een volle stem, met Siert Douwes als gebruiker. De oostelijke helft van sate 33 heeft als eigenaren Jan Jansen wed. en erfgenamen.
In het stemkohier van 1698 is sate 32 in het bezit van Eyse Aebles voor ¾ part en Teunis Teeckis voor ¼. Sate 33O is in gelijke delen vedeeld onder Eyse Ables voor ¾ en dorpsrechter Halbe Boockes voor ¼.
De eigenaren in het begin van de 17e eeuw zijn met behoorlijke zekerheid te verbinden met de in 1552 vermelde eigenaar Brucht Teyns en (zijn broer?) Botte Teyes, die in 1552 als verkoper op sate 29 staat vermeld. In 1584 wordt Botte Teyes met Gaucke Tziarts als voogd benoemd over de wezen van Douwe Tziarts en zijn vrouw Eelck, zeer wel mogelijk Eelck Teyes. In 1592 is een eerste afrekening, er worden uitgaven vermeld voor Brucht, Gauck, Everdt en Tael Douwes. In 1597 wordt weer afgerekend, nu met Gauck en Brucht. Ook Sytie Jouckes, de man van Gauck, is hierbij aanwezig. Een verdeling van de erfenis in kwart saten is dus verklaarbaar.
Vanaf 1609 zijn de proclamatieboeken van Opsterland bewaard gebleven, voor dat jaar zal het ¼ deel van Everdt Douwes in andere handen gekomen zijn.
Wat ¾ deel van sate 32/33O betreft:
De vermelding in 1698 voor dit deel van de gecombineerde sate van Eyse Aebles als eigenaar is terug te leiden tot een aankoop door zijn grootouders Anne Eijsses en Wim Hessels in 1612. In de tussenliggende jaren was Eyses vader Aeble Annes eigenaar van het deel. De reconstructie is als volgt:
In OPS 105-13 (1609) verkoopt Brucht Douwes eerst voor 298 Phil.gulden zijn ¼ deel van de sate zoals hij dat van zijn moeder had geërfd aan de echtelieden Sytie Jouckes en Gauck, die daarmee dus sate 32/33O voor de helft in bezit krijgen. Uit de vermelding uitgezondert hetgeen Douwe Douwes en de wed. van Gosse Annes in de gehele zate competeert zou afgeleid kunnen worden dat deze erfgenamen van Anne Roelofs, de naastlegers op 33West, eerder het deel van Everdt Douwes in bezit hebben gekregen.
Anne Eijsses en Wim Hessels kopen vervolgens in OPS 105-131 (1612) ¾ deel van een sate van Tael Douwes en haar man Gaucke Jelckes en dezelfde Sijtie Jouckes en Gauck. De prijs bedraagt nu 1635 Philipsgulden, maar wel met elders gelegen landerijen erbij, de waarde van de gehele sate komt daarmee op zo'n 2000 gulden.
Om de rekensom te laten kloppen: als Sytie en Gauck de helft bezitten en Tael een kwart, is dat samen precies driekwart! Alleen: is het nu ¾ van sate 32 of van de combinatie 32/33O? In ieder geval blijft Tael nog eigenaar van een deel, zoals hieronder blijkt.
Wat ¼ deel van alleen sate 32 betreft:
Douwe Douwes (geen familie van de hierbovengenoemde kinderen Douwes) koopt met zijn vrouw Wijts Goeitties in OPS 109-161 (1635) ¼ sate van Tael Douwes, zoals de verkoperse van haar olders heeft aanbeerfd. Eerder hadden Tael en haar man Gaucke Jelckes 600 Phg. van Douwe Douwes geleend, met de kwartsate als onderpand.
Onduidelijk blijft dus welk kwart dit nu weer is, de rekensom klopt dus niet helemaal.
Het verloop tot 1698 is verder goed te volgen. Vlak voor 1640 is Douwe Douwes overleden, dan worden de erfgenamen van Douwe Douwes als eigenaar vermeld. Douwe en Wijts hadden zes kinderen: Douwe, Goytse (tr. Wib Jans), Taecke (tr. Pytertjen Theunis), Grietje (tr. Claes Siucks), Siert (tr. IJda Liebbes, gebruiker van sate 32 in 1640) en Engel (tr. Minnert Annes). Zij waren ook eigenaar van een deel van sate 30/31, waar zij in 1665 werden uitgekocht door Jacob Jans, zie aldaar. Onderling wordt ook gehandeld. Zo koopt Sierd Douwes in OPS 116-500 (1665) van de kinderen van zijn zuster Engel nog hun zesde deel van de sate, samen met bezittingen onder Beets en Terwispel. In OPS 118-364 (1677) koopt Goijtze Douwes, die op Selmien woont, het deel van Griet Douwedr. van de sate bij Eijsse Ebeles bewoond. Zo wisselen delen van de ¼ sate 32 onderling van eigenaar, maar alles blijft binnen de familie. In 1698 wordt Teunis Teeckes als stemgerechtigde voor dit deel genoemd, als zoon van Taecke Douwes en Pytertjen Teunis zal hij via vererving en wellicht nog enkele deelaankopen de uiteindelijke eigenaar zijn geworden.
Wat ¼ deel van alleen sate 33O betreft:
Uit de floreenkohieren blijkt dat het hier een wel erg klein deel betreft. De belasting voor dit onbebouwde deel wordt op 1 Phg vastgesteld, terwijl die voor de hele sate 32/33O 18 Phg bedraagt. In 1640 wordt Jan Jansen wed. als stemgerechtigde voor sate 33O genoemd, maar in de proclamatieboeken heb ik geen verwerving door deze familie aangetroffen. Ook de overgang naar Halbe Bockes voorafgaand aan 1698 kan ik niet plaatsen, het blijft een ingewikkelde puzzel. De namen van (nakomelingen van) Jan Jansen (genoemd op saten 33 en 35), Hancke Sijgers (op 33 en 34), Halbe Boockes (op 31 en 33), Focke Aijses (op 33, 34 en 36) en Aeble Annes (op 32, 33 en 36) komen in veel combinaties als (ver)kopers en naastlegers van landerijen voor, het is me niet gelukt de kluwen voor dit hoekje grond te ontwarren.